Toen ik vier jaar geleden dit huis met tuin betrok, was de tuin zowat een tabula rasa. Een boom, een hortensia, wat gras en veel klinkers.
Nu ligt er een kleine vijver en staan er vooral veel planten. Te veel zelfs, en in het najaar - zo neem ik me opnieuw heilig voor - ga ik rigoureus snoeien, scheuren, kortwieken en rooien.
Maar op enkele planten ben ik bijzonder zuinig. Zij brachten hun eigen verleden mee. Er is de kleine border met planten uit mijn ouderlijk huis. Daar staan bijvoorbeeld de 'druipende hartjes' (dicentra) en ook de lelietjes-van-dalen, waarvan ik de verre voorouders in mijn haar droeg bij de 'grote' communie.
Naast dat nostalgische hoekje verheft zich een plant van een heel andere orde: de acanthus.
Toen ik als brugklasser bij geschiedenis de typen Griekse zuilen moest kunnen herkennen en tekenen, zei het woord me niets. Het kapiteel van de Corinthische zuil was versierd met acanthusblad.
Het duurde tot 2009 dat ik deze klassieker voor het eerst in het echt zag. Hij stond in de tuin van het schrijvershuis van Adriaan Roland Holst in Bergen waar ik een maand werkte.
Ik vertelde de tuinman over mijn tuinen in het verleden en dat ik op dat moment op een flat woonde. Heel attent gaf hij me een kleine stek mee van de acanthus. Voor op mijn balkon. Ik had zelf toen geen idee dat ik enkele maanden later toch weer een tuin zou hebben.
De acanthus heeft het op deze vruchtbare, eigenzinnige mix van klei- en zandgrond geweldig naar zijn zin en bloeit dit jaar nog uitbundiger. Hij is me ook dierbaar, omdat hij herinnert aan de goede schrijfmaanden die ik op die bijzondere plek heb doorgebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten