Huub Oosterhuis is gisteren, op eerste paasdag, overleden. Al zo'n vijftig jaar draag ik zijn werk van gedichten, liederen en teksten met me mee. In Tilburg was ik actief in de studentenkerk Maranatha en in die periode ontdekte ik pas goed het werk van Oosterhuis.
Maar ook sindsdien pak ik van tijd tot tijd een van zijn boeken uit mijn kast. Ik heb er uit geput voor bijdragen aan kerkdiensten en overdenkingen. Ook voor onze trouwdienst kozen we veel teksten van Oosterhuis.
Maar ik las en lees ze ook voor mezelf, ter overdenking en herkenning, tot troost en bemoediging.
In mijn studententijd begon ik mijn eerste gedichten te schrijven en ik weet bijna zeker dat er invloeden van Oosterhuis in mijn poëziewerk zijn geslopen.
Ik schrijf momenteel aan een (auto)biografisch boek over geloofsbeleving van mij en mijn familie. Daarvoor maakte ik de volgende aantekeningen over Huub Oosterhuis.
Van Huub Oosterhuis heb ik maar liefst 9 boeken.
Zien, soms even (1972) en Hoe ver is de nacht (1974) heb
ik stukgelezen en volgeklad met instemming en met kritiek. Ze hebben
waterschade opgelopen en in eentje zit zelfs een gedroogd grassprietje, misschien
van de Pax Christi voettocht. Ze waren vooral belangrijk in de tijd van
Maranatha en de eerste jaren daarna.
Zien, soms even nam ik vaak ter hand om er iets in te
lezen, op zoek naar wat me op dat moment aansprak. Beschouwingen over Jezus en
zijn voorbeeld voor ons.
Als ik maar één boek van Oosterhuis mocht bewaren, zou
dat zonder twijfel Zien, soms even zijn. Het heeft me bij geloven
teruggebracht, een persoonlijk geloof. Ook nu nog zou ik het met instemming
rationeel en met gevoel, soms zelfs ontroering – al was het maar vanwege de herinneringen
– herlezen. Een schrijver
die tastend zijn geloof onderzocht en God zocht, ook in het dagelijkse.
‘Waar blijft u met uw wonderen’ zong ik soms wanhopig als
de puinhoop in de wereld me pijn deed. ‘Van twee woorden wil ik eten’, ook zo’n
lied dat me tot in mijn vezels raakte. Alleen was er één regel die ik toen stelselmatig oversloeg, zoals ik in de moederkerk de regel ‘Ik geloof in de
heilige katholieke kerk’ niet meer over mijn lippen kreeg.
De regel bij Oosterhuis was: God weet komen de Chinezen.
Wat een onzin. Na het Russische gevaar dat ons tijdens de
Koude Oorlog belaagde en waarna de wapenwedloop werd opgedreven, moesten we nu
het gele gevaar vrezen? We moesten juist af van het vijanddenken.
Die regel blijkt hij later toch te hebben vervangen, zo lees ik op internet.
Huub Oosterhuis heeft veel betekend voor mij en mijn geloven. Als ik deze ochtend in mijn twittertijdlijn (oké, mijn bubbel) kijk, zie ik dat hij veel mensen aansprak, gelovig of niet.
Bijzonder pijnlijk dat zijn liederen uit de meeste katholieke kerken verbannen zijn. Laatst bekeek ik in de kerk nog een liturgiebundel. Veel teksten nu die in mijn jeugd al ouderwets waren, in een taal die veraf staat van of onbegrijpelijk is in deze tijd. Een taal van zeker weten en dogma's.
Het was juist de kracht van Huub Oosterhuis dat hij vragen stelde, het ook niet zeker wist. Op die manier voelde ik dat twijfelen mocht. Zijn verhaal ging, ondanks alles, over hoop en vertrouwen. Voor mij is dat waar geloven over gaat.