zondag 29 april 2012

Levenslust



Twitblog:


wilg Nieuwe Kanaal, Wageningen




Hoeveel dood verdraagt het leven? 

donderdag 26 april 2012

Blij met beer

Het heeft even geduurd, maar het was het wachten meer dan waard. Mijn eerste prentenboek Logeerbeer is verschenen, bij uitgeverij De Eenhoorn. Eindelijk is het boek met de prachtige tekeningen van Elisah De Bruycker tastbaar geworden.
Ik ben erg blij met mijn beer Knoef die dapper uit logeren gaat, maar 's avonds niet kan slapen van de heimwee.

Tijdens mijn logeerpartij in Nepal dacht ik meermalen aan hem. Was hij inmiddels al van de pers gerold? Waar zat hij in het logistieke proces? Wanneer zou hij voor zijn reis door Nederland in het Centraal Boekhuis arriveren? Wanneer zou hij in de winkel komen te liggen?

Nu is het zover en Logeerbeer is te koop of te bestellen en over enige tijd ook te leen in de bibliotheken.

En in mijn stoutmoedige dromen denk ik aan Logeerbeer op logeerkoffertjes, kussenslopen, pyjamaatjes en dekbedden. Ik droom lekker verder.
In een lodge in Kagbeni sliep ik trouwens onder een berendeken. De beer leek weliswaar niet op mijn Knoef, maar ik heb die nachten wel heerlijk en zonder heimwee geslapen.


Logeerbeer op mijn website

Logeerbeer op website Uitg. De Eenhoorn

woensdag 25 april 2012

Dáár doe je het voor

Drie weken Nepal, waarvan twee te voet door Mustang.
Dat is: wonen in mijn wandelschoenen, leven uit mijn rugzak, verblijf in lodges met basale voorzieningen, en soms zelfs dat niet eens, zoals in Lo Manthang waar deze drie dagen geen stromend water is. Water wordt er uit de rivier gehaald, westerse maagjes verdragen dat slecht. En elders die kamer waar je met succes een champignonkwekerij kunt beginnen, vochtige muren en alles klam.
Maar goed dat stroomstoringen soms veel verhullen van onze onderkomens.
Tegen zonsondergang koud en onder een deken wachten tot eindelijk het eten komt, want honger (al mag je dat zo in dit arme land niet noemen). Voldoende eten en toch twee kilo afvallen. Tegen al dat energieverbruik valt niet op te eten.
Lopen, lopen, lopen. Na de zoveelste bocht wacht er weer een bocht, en nog een bocht.
Stap voor stap, smalle richel, hellend vlak, rollende keien. Concentratie. Tot dat ene moment: wankel, kantel, maar gelukkig zijn daar sterke handen om me op te vangen.

Al die 'ontberingen', waar doe je het voor?

Híervoor dus! 



                                                                                                                                                                                      

maandag 23 april 2012

Majesteitelijk landschap


                                               Foto: Herman Schippers
Drie weken was ik in Nepal en het valt me niet mee om in een handzaam blog te schrijven over mijn beleving. Daarom beperk ik me nu nog maar even tot de feiten.

Hoofddoel was een trekking van 11 dagen door het koninkrijk Mustang in het noorden van Nepal, dat tot 1992 verboden gebied was voor buitenlanders. Ook nu nog is er een limiet aan het aantal bezoekers per jaar. Bezoek wordt ook wel afgeremd doordat er een flink bedrag voor de trekking permit moet worden neergeteld. Volgens de administratie van de checkpost was ik dit jaar bezoeker nr. 167.
Na aankomst in Kathmandu vertrokken we met de bus naar Pokhara, subtropische stad aan het meer, en zeker na terugkomst van de trekking bijna een herstellingsoord om te ontspannen en het moeë lijf te baden onder een warme douche en te spijzen vanaf een overdadige menukaart.
De volgende dag vloog een vliegtuigje ons van Pokhara door de bergkloven naar Jomsom, uitvalsbasis voor de trekking die ons via Kagbeni het koninkrijk Mustang binnenleidde. Toen waren we al boven de 3000 meter gestegen en de dagen daarna zouden we verder stijgen tot boven de 4000, zoals op de pas Nya La. We verbleven in lodges in Chusang, Samar, Geling, Tsarang voordat we enkele dagen neerstreken in de hoofdstad Lo Manthang op 3800 meter.
Daarna daalden we langs min of meer dezelfde route af, maar van de andere kant ziet het landschap er weer geheel anders uit. Bovendien kwam ik toch al voortdurend ogen te kort en kon ik er met mijn verstand niet bij.
Een majesteitelijk landschap waarin ik me klein voelde. Maar op de een of andere manier voelde ik me ook opgenomen en omringd. Tja, daar ga ik al, nu wordt het zweverig. Als het er echt op aankomt, zijn woorden maar een gebrekkig vehikel, zo ontdek ik steeds vaker.
Dus nog maar enkele feiten. De meeste dagen waren we tussen de 4 en 7 uur aan het lopen. Aantal blaren: 0

maandag 16 april 2012

Helemaal weg

Ruim drie weken was ik weg, helemaal weg. En nu ben ik terug, maar nog niet helemaal terug. Ik ervaar weer eens het effect van onze snelle manier van verplaatsen: zo - hop! - met het vliegtuig naar een totaal andere wereld. Maar mijn geest kan dat niet bijbenen en ik ben het eens met de wijze woorden die ik ooit hoorde: Het lichaam reist te paard, maar de ziel gaat te voet.

Drie weken was ik in Nepal, waarin ik de meeste tijd te voet ging. Dat tempo kon mijn geest bijhouden, al kon mijn hoofd soms niet bevatten wat mijn ogen waarnamen. Onbeschrijflijke landschappen, de hardheid van het bestaan voor de inwoners, contrasten met thuis.
En nu ben ik anderhalve dag thuis en ligt mijn rugzak nog steeds onuitgepakt op het tapijt. Ik beschouw de stapel kranten na een volkomen nieuwsvrije periode en zie dat het Catshuisoverleg nog immer voortduurt.
Bij de jarige grootgrutter pijnig ik mijn hoofd over de keuze van groenten en toetjes. Op de kassavraag of ik mini's wil, zeg ik maar nee, omdat ik geen idee heb waar dit over gaat. Buiten vraagt een jongen of ik mini's heb. Wat heb ik gemist?

Heb ik iets gemist?
Op dit moment mis ik de pure lucht, de weidsheid, stap voor stap door het adembenemende landschap, in goed gezelschap. Eenvoudig leven in het moment.

Maar vasthouden aan die reiservaringen is níet leven in het hier en nu. Nú is bijvoorbeeld de inhoud van mijn rugzak die nodig in de wasmachine moet.
Ik neem de tijd om het nu te negeren en in mijn hoofd, - en soms ook op dit weblog -, terug te reizen naar daar en toen.

donderdag 12 april 2012

Jongen uit de bergen

Dit kindergedicht schreef ik na mijn bezoek aan Nepal in 2010.

Jongen uit de bergen


‘Namaste’ *)
we verstaan onszelf niet eens,
maar onze lippen spiegelen
ons even in dat ene woord.


Toch poetst jouw glimlach niet
de zwarte vegen van je gezicht,
kan mijn glimlach niet de leegte
vullen in jouw buik.


Ik voel de warmte van mijn fleece
de stevigte van mijn bergschoenen
ik zie geschramde voeten op slippertjes
en scheuren in een schamel hemdje.

Marpha, Nepal, april 2010
Foto: Tom van Schendel


Vanuit de hoogte klinkt een fluitje
drie vriendjes wenken op een heuvel
klimmend als een gems schater je omhoog.
Je ziet niet eens dat ik je nazwaai.


Ik blik op naar de bergtop,
meters en meters hoog
Jullie lach, duizendklapper tussen de rotsen,
doet pijn aan mijn oren.


Ik denk aan onze flat, ver weg nu
en kijk op naar 16-hoog.
Ik kom uit school.
Ik heb een gameboy


Jij drie vriendjes.




-------------------
*) groet in Nepal

zaterdag 7 april 2012

Knuffel

Laatst las ik  dat een onderzoek (ik sta niet in voor de wetenschappelijke status) heeft uitgewezen dat 35 procent van de volwassenen nog een knuffelbeest heeft. Ook zou uit dat onderzoek blijken dat de meeste mensen dat toch maar liever geheim houden voor anderen.
Toch schijnen kinderen vaak te horen te krijgen dat ze op een bepaalde leeftijd te oud zijn voor hun knuffel. Hopelijk wordt ze die les niet gelezen door ouders die zelf hypocriet hun knuffel wegmoffelen.
Ik kan me niet herinneren dat ik zelf ooit een knuffelbeest heb gehad, maar ik schreef er wel over, bijvoorbeeld in mijn boek 'Stoerewatjeskamp'. Daarin worden de knuffels van de stoeren ontvoerd als wraakactie van de watjes.
In 2000 publiceerde de jeugdpagina van het Brabants Dagblad mijn gedicht 'Knuffel'.


Knuffel


Ik heb je niet meer nodig.
Slapen kan ik ook wel zonder jou.
En bij barre winterkou
kruip ik nog wat dieper onder dons.


Ze hebben gelijk,
ik ben te oud voor jou.
Wie speelt er nu nog met een beer?
In mijn klas vast niemand meer.


Eigenlijk ben je ook wel vies,
zoveel besabbeld, zozeer betraand,
zo vaak kleffe handjes.
Altijd sleepte ik je achter me aan.


Ik heb jou niet meer nodig.
Maar eindig je nu op zolder in een hoek?
Of erger op de vuilnishoop?
Rustig maar, dat laat ik niet gebeuren.


Nu je oud bent en overbodig,
nu heb jij mij nodig.

zondag 1 april 2012

Tennis

Het tennisseizoen begint weer, althans het zomerseizoen. Ik ben zo'n watje dat alleen maar 's zomers wil tennissen. Ik doe het al sinds mijn zestiende, maar te weinig fanatiek om vorderingen te maken. Het gaat mij om het spelletje, niet om het winnen.
Mijn eerste schreden op de tennisbaan waren frustrerend. Samen met twee even puberachtige giechelende vriendinnen zouden we tennisles krijgen.De roem en de knapheid van de jonge tennisleraar zong tevoren al rond en dus waren wij meiden met alles behalve tennissen bezig in die les.
We verheugden ons op de tweede les, maar onze leraar kwam gewoon niet meer opdagen.
Achteraf begrijp ik dat wel. Deze episode heeft waarschijnlijk door mijn hoofd gespeeld toen ik het gedicht 'Tennis' schreef. Het werd in 2002 gepubliceerd op de jeugdpagina van het Brabants Dagblad.

Tennis

De zon geeft hem een stralenkrans

die mij verblindt.
Ik zie geen bal.
De haartjes op zijn benen,
mooi, stevig,
kleuren goud.
Alweer een game voor hem,
dit loopt goed fout.


Mijn spel slaat nergens op,
ik speel een verloren partij.
Ballen rapen kan ik sierlijk.
Maar let hij wel op mij?
Hij zucht eens diep
aan de andere kant van het net,
en ik? Ik smacht naar hem
en naar het einde van de set.


Ik heb het bijna voor elkaar
Weer 50-nul, een love-game dus.
Maar begrijpt hij het?
Niets is minder waar.
Uitzinnig omhels ik mijn overwinnaar.
Hij duwt me weg: “Doe niet zo raar.
Meld je maar gauw bij zo’n
oer-geduldige tennisleraar.”