Uit mijn leeslogboek 2011 blijkt dat ik verhoudingsgewijs veel boeken heb gelezen die over Afrika gaan. Op zich is dat niet zo verwonderlijk, ik heb iets (veel zelfs) met Afrika.
Dit jaar besteedde ik in dit weblog al aandacht aan enkele boeken die ik las: 'Wilde wereld' van Eric Corton, 'Een vlinder in Afrika' van Hans Bronswijk over het Rwanda-project van scholengemeenschap Pantarijn in Wageningen, 'Het land van Legba' van Marnel Breure over voodoo in Afrika. Dan waren er nog Aya de Yopougon, de strip uit Ivoorkust, en de roman 'Hoe laat eigenlijk' van Jannah Loontjens die speelt in Senegal.
Vorige week heb ik met bewondering 'De roeiers van Port Dauphin' van Cees Nooteboom uitgelezen. Alle Afrikaanse reizen, zo luidt de ondertitel. Jammer dat hij er niet meer heeft gepubliceerd, want dit smaakt naar veel meer. Sommige verhalen zijn al 50 jaar oud, toen reizen nog meer ontdekken was en toch staat daar ook veel herkenbaars en voorstelbaars in.
Maar Nooteboom is er dan ook een meester in om woorden te geven aan situaties waarvoor ik zelf soms geen woorden vind. Zo beschrijft hij op p. 110 de steeds feller wordende dans 'alsof ze samen één groot, woedend, zwetend, stampend lichaam waren (...). Zelf staat zijn lichaam daarbuiten, in het pijnlijke besef dat hij alles weet van westerse beschaving maar zich voelt als 'de armoedige bediende van betere tijden.'
Hij verwoordt ook goed het dilemma: moet je de mensen daar willen behoeden voor de valkuilen van onze westerse levenswijze, en zo opnieuw bevoogdend zijn? Op p. 128: 'Zover is het gekomen met onze onverdraaglijke arrogantie: niet alleen hebben we bij onszelf de boel verziekt en vinden we maar met moeite een weg in de doolhof van onze eigen vooruitgang, het liefst zouden we, met onze pijnlijke wetenschap gewapend, de nog onbedorvenen willen waarschuwen, om ze zo puur te houden dat wij er ons, per vliegtuig, en uitstekend bediend, nog aan kunnen komen laven.'
Dit jaar besteedde ik in dit weblog al aandacht aan enkele boeken die ik las: 'Wilde wereld' van Eric Corton, 'Een vlinder in Afrika' van Hans Bronswijk over het Rwanda-project van scholengemeenschap Pantarijn in Wageningen, 'Het land van Legba' van Marnel Breure over voodoo in Afrika. Dan waren er nog Aya de Yopougon, de strip uit Ivoorkust, en de roman 'Hoe laat eigenlijk' van Jannah Loontjens die speelt in Senegal.
Vorige week heb ik met bewondering 'De roeiers van Port Dauphin' van Cees Nooteboom uitgelezen. Alle Afrikaanse reizen, zo luidt de ondertitel. Jammer dat hij er niet meer heeft gepubliceerd, want dit smaakt naar veel meer. Sommige verhalen zijn al 50 jaar oud, toen reizen nog meer ontdekken was en toch staat daar ook veel herkenbaars en voorstelbaars in.
Maar Nooteboom is er dan ook een meester in om woorden te geven aan situaties waarvoor ik zelf soms geen woorden vind. Zo beschrijft hij op p. 110 de steeds feller wordende dans 'alsof ze samen één groot, woedend, zwetend, stampend lichaam waren (...). Zelf staat zijn lichaam daarbuiten, in het pijnlijke besef dat hij alles weet van westerse beschaving maar zich voelt als 'de armoedige bediende van betere tijden.'
Hij verwoordt ook goed het dilemma: moet je de mensen daar willen behoeden voor de valkuilen van onze westerse levenswijze, en zo opnieuw bevoogdend zijn? Op p. 128: 'Zover is het gekomen met onze onverdraaglijke arrogantie: niet alleen hebben we bij onszelf de boel verziekt en vinden we maar met moeite een weg in de doolhof van onze eigen vooruitgang, het liefst zouden we, met onze pijnlijke wetenschap gewapend, de nog onbedorvenen willen waarschuwen, om ze zo puur te houden dat wij er ons, per vliegtuig, en uitstekend bediend, nog aan kunnen komen laven.'
Nu ben ik bezig in maar liefst twee boeken tegelijk over Afrika. Ze lagen al een poosje op mijn leesstapel en ze zijn totaal verschillend, maar daarom ook goed ter afwisseling.
'Toubab', een bundel van Nederlandse en Vlaamse schrijvers over Afrika, en 'Congo', het terecht geprezen meesterwerk van David van Reybrouck.