De toekomst van de mode is al begonnen. De modetentoonstelling in Museum Boijmans in Rotterdam zegt dat niet alleen in de titel: The Future of Fashion is Now.
Toen ik er dinsdag was, werd ik me weer eens bewust dat we in een spannende tijd leven, met onzekerheden. Maar ook een leuk spannende tijd, met veel mogelijkheden.
Mooi dat mode me er weer bewust van maakte hoe verlammend angst kan zijn en hoe nieuwsgierigheid juist vitaliserend werkt.
Ik kan bijna niet wachten tot ik mijn geschetste creaties uit mijn eigen 3D-printer zie rollen.
Boijmans heeft zo'n vijftig ontwerpers bijeengebracht in een levendige, goed gedocumenteerde tentoonstelling. Bekende namen als Iris van Herpen en Viktor & Rolf, maar ook ongetwijfeld de grote namen van de toekomst.
Ontwerpers die de mogelijkheden verkennen van de techniek, duurzaamheid, maar ook de verbinding tussen mode en samenleving zoeken.
Iris van Herpen liet zich bijvoorbeeld inspireren door de deeltjesversneller van CERN.
|
Jum Nakao |
Ontwerper Helen Storey illustreert de vluchtigheid van mode, of misschien zelfs de vergankelijkheid van het leven, met een jurkje dat in een mum van tijd oplost, zodra het in contact komt met water. In een takelinstallatie hangt het kledingstuk boven een dreigende bak water.
|
Si Chan |
Er is de papieren jurk van Jum Nakao. Eerdere creaties waar 700 uur werk in zat, werden na de show op de catwalk, tot ontsteltenis van het publiek, in luttele minuten verscheurd door de mannequins.
Mode als statement of grap, zoals werk van Si Chan uit de Hug Me-collectie.
Soms raakt juist de eenvoud me, zoals de Structural Mode ontwerpen van Rejina Pyo. Is het omdat ze me deden denken aan de simpele kerstengeltjes die ik vroeger vouwde uit een papieren cirkel?
|
Rejina Pyo |
Is het mode, is het beeldende kunst? Het antwoord op die vraag doet er niet toe.
Waartoe dient mode? Ook hier is geen eenduidig antwoord. In de vroegste culturen al waar leven dagelijks een strijd van leven op dood was, was toch ook ruimte voor decoratie. Schoonheid maakt het leven draaglijk.
Het is goed als mode voeling houdt met de realiteit en dat laat deze tentoonstelling zien.
Zijn de woorden van Julia Krantz aan de wand een constatering of ook een waarschuwing? Bij gebrek aan idealen verheerlijken wij geconstrueerde identiteiten als eigentijdse iconen.
Een andere begeleidende wandtekst refereert aan het tactiele van mode. Dat beaam ik volmondig. Shoppen is geen liefhebberij van mij, maar áls ik in een modewinkel ben, gebruik ik mijn handen. Hoe de stof aanvoelt, bepaalt in belangrijke mate mijn interesse voor een kledingstuk.
Jammer dus dat je bij deze expositie niets mag aanraken.
En dan moet me nog iets anders van het hart. De film van de show van Viktor & Rolf was een verademing. Meer dans dan modeshow, meer choreografie dan afgezaagde passen op de catwalk. De ontwerpers die met aandacht de modellen en hun creaties stileren in hun Zen Garden.
Waarom lijken de meeste mannequins al jaren zo op elkaar? Ze bewegen zich voort als steltvogels. Uit dezelfde mal gegoten van schriel, ongenaakbaar en gedeprimeerd. Moet een afstandelijk en koel gezicht de aandacht van het model geleiden naar de kleding, waar het allemaal om draait?
Bij mij leidt het juist af, want ik blijf me vragen stellen. Waaraan lijden die vrouwen zo? Ze lopen immers vaak in de fraaiste of kostbaarste creaties.
Is mode dan zo serieus en vreugdeloos?
Gelukkig toont de expositie in Boijmans de mode ook in haar lichtheid en optimisme voor de toekomst.
Website Boijmans - The Future of Fashion is Now - nog te zien t/m18 jan. 2015
Blog: Mode - verleden
Zelfs vrienden waren verbaasd dat ik dinsdag naar de modetentoonstelling The future of fashion is now was geweest in Museum Boijmans.
Jij en mode? Ja, ik en mode.
Ik begrijp hun verbazing. Doorgaans kleed ik me alsof het elke dag casual friday is en voor mijn bedrijfstrainingen hul ik me in 'trainingspakken'. Toch hingen en hangen er jurken en rokken in mijn kast - die droeg ik sowieso al tot mijn 17e, geheel vrijwillig - en zelfs een zijden pak. Ik draag ze alleen zelden.
Op mijn vierde maakte ik al poppenkleertjes, terwijl ik naald en draad toen nog niet kon hanteren. Dat mijn moeder zelf toegewijd en getalenteerd kleren maakte voor ons gezin zal daar zeker bij geholpen hebben. Zo liepen wij als kind in modieuze en soms ook in wat bijzondere kleren. Ik herinner me een turquoise jurk met kanten jabot en een boubou-jurkje van Afrikaanse Vliscostof. Maar ook bij gekochte kleding had ik een duidelijk eigen smaak. Enkele winters liep ik als puber in een elegant roomwit nepbontjasje met bruin lakcentuur.
Ik borduurde, haakte, breide, macrameede. Op de MMS (Middelbare School voor Meisjes) leerden we dat trouwens ook in de handwerkles: onnuttige handwerken. Op de mulo kregen de meisjes destijds nuttige handwerken: kleding en kussenslopen maken, met een naaimachine omgaan.
Dat was voor mij wel nuttig geweest. Toen ik lang geleden met mijn verjaardag een naaimachine cadeau kreeg, was mijn verrassing totaal niet gespeeld: wat moest ik daar nou mee? Ik had al geen geduld om de draad in te rijgen en telkens weer vergat ik hoe ik de machine aan de praat kreeg. Het ging me ook te snel en te lawaaierig. Liever mijmerde ik wat boven een handwerkje.
Onlangs bedacht ik dat ik hem misschien nog ooit inwissel tegen een 3D-printer. Ik teken het ontwerp, kies de stof, druk op control-P, et voilà, daar rolt mijn fraaie creatie uit de printer.
Zo ga ik misschien toch nog eens ooit werk maken van mijn sluimerende interesse in mode. De belangstelling die tot ergens in mijn puberteit duurde. De kleren die ik zelf droeg, de modebladen van mijn moeder bestuderen en in saaie lessen ontwerpen maken. Waar een ander droedels tekende, schetste ik kleding.
Ik ken mijn talenten, maar tekenen kan ik absoluut niet. Het schetsboek van de middelbare school laat zien dat ik het perspectief tekenen nooit onder de knie heb gekregen. Maar bij welk onderwerp dan ook besteedde ik veel aandacht aan kleding, dessins en kleur, tot in de gedetailleerde weergave van knoopjes, strikjes en andere versiersels. Bankovervallers bijvoorbeeld hebben kleurige outfits en in de operatiekamer heb ik meer aandacht besteed aan de kekke verpleegstersuniformen dan aan medische attributen en zelfs aliens gaan vlot gekleed.
Maar ergens in mijn puberteit heb ik die belangstelling voor mode afgezworen. Andere interesses, maar ook pasten ze vermoedelijk niet meer in mijn linkse denkbeelden. Mode was immers materialistisch en uiterlijk vertoon, vond ik ongetwijfeld. Links zijn en genieten van de mooie dingen van het leven, dat kon ik maar moeilijk verenigen.
Nu ik ouder ben, merk ik dat mijn interesse voor mode alleen maar ondergronds is gegaan. Eerder dit jaar was ik al geboeid door de film over Yves Saint Laurent. Een biopic over de verlegen ontwerper die de prachtigste creaties op de catwalk wist te brengen.
En deze week was er dus de tentoonstelling in Boijmans die mijn interesse voor mode van lang geleden weer wakker kuste.
Ooit, ooit zal ik ze lezen: de grote Russen, Ulysses van James Joyce (al wel in huis), de Toverberg en andere juwelen van Thomas Mann,
Marcel Proust (inmiddels al halverwege) en zoveel andere klassieke parels die nog ontbreken in mijn culturele bijouteriekist.
Vooralsnog wil ik graag 98 worden, dus puur getalsmatig gezien heb ik nog even. Maar mijn to-readlijst wordt ook steeds langer.
Hoewel ik graag naar de bioscoop ga, is bij films die gretigheid minder groot. Ik heb The Sound of Music, The English Patient, en The Bridges of Madison County immers al gezien, meermalen zelfs. Ik kan er prima mee leven dat ik bijvoorbeeld nog nooit een James Bond-film heb gezien. Oké, vast een hiaat in mijn algemene ontwikkeling.
Ik ben ook geen echte fan van films die ver weg en lang geleden spelen. Ik bestempel dat laatste genre wat denigrerend tot 'verkleedfilms', maar in wezen zijn alle films verkleedfilms (uitgezonderd natuurlijk die van de erotische tak).
Gisteren zag ik Gone with the wind en die klassieker blies me compleet van mijn stutten. Wat een film!
Hij is onlangs digitaal gerestaureerd en beleeft in die vorm een nieuw leven. 75 jaar oud en met een zeggingskracht waar filmmakers met alle technieken van nu een puntje aan kunnen zuigen. Verplichte leerstof voor (scenario)schrijvers.
In 1939 kwam de film uit, op het randje van de Tweede Wereldoorlog.
Een aanklacht tegen de oorlog, manifest voor emancipatie, verhaal over liefde en verlangen, over verlies en loslaten, over thuis en grond, waarheid en bedrog. Het zit er allemaal in.
De film speelt ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog, gezien vanuit het Zuiden dat strijdt tegen de Yankees die de slavernij willen afschaffen.
'Gone with the wind' betekent in de film dat de 'beschaving' van het zuiden teloor gaat.
Niet het gezichtspunt dat de sympathie van de kijker opwekt. Dat geldt ook voor de pragmatische hoofdpersonen Scarlett O'Hara (Vivian Leigh) en Rhett Butler (Clark Gable) bij wie eigenbelang, zucht naar macht en geld hun handelen bepaalt. Toch lukt het maar niet ze onsympathiek te vinden. Daarvoor moet je als schrijver en filmmakers van goeden huize komen.
Ondanks alle dramatiek is er ook fijne humor, bijvoorbeeld in de vileine dialogen tussen Scarlett en Rhett. Psychologische herkenbaarheid waarvan ik slechts één aspect noem: een zelfstandige vrouw die een emotionele dweil dreigt te worden als de liefde in het spel is.
In een slechte stemming kun je deze film een melodramatische draak noemen, met zijn aanzwellende violen en veelbetekenende blikken van verlangen en haat. Met de dramatische gebeurtenissen die elkaar in zo'n woeste vaart opvolgen dat een hedendaagse soap erbij verbleekt.
Maar op de een of andere manier werd mijn kritische blik meteen ontregeld, alleen al door bewondering en verbazing dat ze toen al zo'n knappe film konden maken. Het camerawerk, van weidse landschappen tot close-ups en geraffineerde details. De tijdsprongen en intense verdichting, geen moment saai. Vier uur lang, doorgaans een hele opgave voor mij.
Veel films die sindsdien verschenen, zijn volgens mij schatplichtig aan Gone with the wind. Er is vast al ooit studie van gemaakt, maar zelf ontdekte ik de volgende associaties:
- koor na de openingsscène met een weids landschap: The Sound of Music
- de dreiging in de deuropening van binnenstappende laarzen in close-up: Once upon a time in the West
- in gordijnen fraaie kleren zien als er geen andere stof beschikbaar is: The Sound of Music
- beloftevolle toekomst in de woorden: Tomorrow, tomorrow (Annie)
Met een klap heeft Gone with the wind zich genesteld in mijn persoonlijke filmtop-10 aller tijden.
Het is de periode van de relatiegeschenken. Kerstpakketten en nieuwjaarswensen in cadeauverpakking. Maandag zag ik op Utrecht-Centraal de eerste mensen al met pakketten zeulen. Die hadden misschien liever een cadeaubon gehad.
Vroeger wachtte ons hele huisgezin gespannen op het moment dat pap met het sinterklaaspakket binnenkwam. Soms werd aan de al dan niet gulle gaven zelfs afgemeten hoe goed het bedrijf er dat jaar voor stond. Economische analyse van de koude grond natuurlijk.
Zelf vind ik de geldwaarde niet belangrijk. Het gaat om de aandacht die er aan is besteed. Het idee, de uitvoering, het enthousiasme bij het geven en genieten van hoe de ontvanger reageert.
Dit jaar heb ik een bijdrage geleverd aan een grappig idee van kapper Bubbles in Wageningen. De relaties van deze kapperszaak krijgen deze weken een reageerbuisje met daarin een gedicht. Er kan een gedicht in zitten van Laurens van der Zee, Remko Zijlstra, Monique van Lierop, David Endt of van mij.
Ik heb daarvoor een selectie gemaakt uit mijn gedichten.
In de expobubbels langs de wand zijn ook enkele gedichten te lezen.
De reageerbuisjes staan in een ludieke laboratoriumopstelling voor de etalage:Bubb's Lab (voor meer Warm Soul Chemistry)
Met aandacht geschreven, met zorg uitgekozen, stuk voor stuk handmatig in de buisjes gerold.
Ik ben benieuwd hoe de ontvangers reageren op hun reageerbuisje.
Waarover 'De ondraaglijke lichtheid van het bestaan'
precies ging, weet ik niet meer. Wel dat ik het boek van Milan Kundera uit
de jaren 70/80 prachtig vond. Vermoedelijk ging het over een liefde vol
hartstocht en
waarschijnlijk ook over een onmogelijke liefde. Vage filmbeelden
met iemand als Miou-Miou of Juliette Binoche, of was zij het inderdaad zelf?
Toen iemand in onze leesclub 'Het feest der onbeduidendheid', het
nieuwste boek van Kundera voorstelde, was ik daar dus voor. Het was wel
dun (iets meer dan 100 pagina's), maar iemand anders zei: 'Een dun boek
kan toch heel dik zijn'. Een rijk boek verwachtte ik met veel stof tot
nadenken.
Het moest bijna wel mis gaan met zulke hoge
verwachtingen.
'Een dun boek kan toch heel dik zijn' kreeg ineens een heel
andere lading. Nog te dik en blij dat ik het uit had.
Ik heb het bijna
letterlijk in een vloek en een zucht gelezen.
Men neme een schrijver met
een niet te verwoesten literaire reputatie.
Op een achternamiddag krabbelt
hij enkele personages op papier. Ze
ontmoeten elkaar in Parijs op plekken
als de Jardin du Luxembourg
waarbij elke toerist met latente heimwee
smelt.
Eentje is bang om dood te gaan, van de ander ligt de moeder op
sterven,
weer een ander zegt zijn hele leven sorry omdat zijn moeder hem
niet
wilde, er is nog wat rivaliteit tussen de mannen en zo bricoleer je een
verhaal. Je laat historische figuren als Chroesjtsjov en Stalin opdraven
en gooit er nog wat klodders Hegel en Kant overheen om de schijn van
diepgang te wekken.
Verder debiteer je enkele oneliners over
onbeduidendheid, grappen en
schuldgevoel.
Et voilà, je hebt een boek
waarvoor recensenten ballen en sterren
tekortkomen.
De achterflap
suggereert dat 'Het feest der onbeduidendheid' gaat over
de grap die niet
als zodanig herkend wordt. Of misschien is het boek
zelf wel een grap?
Ik
zie de grap niet in van 107 pagina's inwisselbaarheid. En waar ik het
literaire gehalte heb gemist, ben ik dan toch liever het kind dat als
enige de nieuwe kleren van de keizer durft af te doen met: het heeft niets om het lijf.
Ik heb iets met de zee, veel zelfs. Maar - dichter bij huis - ook iets met de rivier. De Neder-Rijn die langs Wageningen stroomt, lokt me vaak.
Hoe druk of onrustig ik ben, op de dijk word ik al kalm. In de uiterwaarden van de Bovenste Polder haal ik adem en aan de oever van de Rijn waait mijn hoofd leeg. En vult zich soms weer met ideeën, dichtregels, gedachten.
Wat betekent de rivier voor je? Dat was kort gezegd de vraag van het Wageningse dansgezelschap InMotion. Een tijdje geleden had ik daarom bij de Rijn een twee uur durend gesprek met danser/producer Petra Vossenberg en choreografe Marisa Grande. Raul Anderson maakte video-opnamen.
Zij voerden ook gesprekken met bijvoorbeeld een veerman, boer, beeldend kunstenaar en waterscouts. Allemaal mensen die op een geheel eigen manier aankijken tegen de rivier.
Interviews en film dienden als materiaal voor de dansvoorstelling van InMotion waarvan Marisa Grande de artistieke leiding heeft.
Het eerste resultaat daarvan is te zien op 12, 13 en 14 december 's middags bij Wolfswaard, pal aan de Rijn. Toepasselijker locatie is niet denkbaar.
De voorstelling bestaat uit dans, film en muziek. Ik ben heel benieuwd naar het resultaat.
Hoe leidden al die uiteenlopende verhalen via de verbeelding van de dansers tot de voorstelling Dreambody?
Tevoren kaarten reserveren is noodzakelijk. Meer informatie op de website van InMotion.
Waarom lijken plaatjes van zonsondergangen al gauw op elkaar en zijn we anderzijds zo gefascineerd bij het live aanschouwen van het natuurverschijnsel?
Ook gisteren weer hielden mensen op het strand van Egmond hun fototoestel of mobiel in de aanslag om vast te leggen wat feitelijk elke dag plaatsvindt.
Het besef misschien dat de natuur ons gratis iets voorschotelt wat de mens maar met kunst en vliegwerk kan imiteren.
Of het magische besef getuige te zijn van het doven van het daglicht, in het vertrouwen dat het morgen opnieuw licht wordt.
Of het vastleggen van dat ene moment, daar op het strand van Egmond aan Zee, op zaterdag 6 december 2014 rond half vijf.
In dankbaarheid om die week van schrijven, genieten van een verder lege agenda en vooral ook permanent zicht op zee.
Toch was de zonsondergang gisteren weer anders dan anders. Al was het maar door de schuimwolken die de kolkende zee op het strand wierp.
Even speelde een onrustige gedachte op over de samenstelling van het schuim. Was het niet een gore weerslag van vervuiling? Mijn stemming was er niet naar er dieper op in te gaan.
Ik besloot het luchtig op te vatten en voegde opgetogen een nooit eerder geziene zonsondergang aan mijn verzameling toe.
24 uur schrijven tegen onrecht.
Dat is de kern van de schrijfmarathon die Amnesty Nederland op 10 december houdt. In het hele land kun je je pen inzetten als steun voor slachtoffers van mensenrechtschendingen.
In Amsterdam, Weert en Zwolle kunnen mensen zelfs 24 uur lang terecht om hun bijdrage te leveren.
Voor de gevangenen is het belangrijk te weten dat mensen over de hele wereld aan hen denken. Voor machthebbers is het ook een signaal dat de gevangenen niet vergeten worden. Dat leidt wel eens tot betere omstandigheden in de gevangenis en soms zelfs tot vrijlating.
Onrecht aan de kaak stellen, je mening geven in een blog bijvoorbeeld, het kan je in andere landen, zonder een eerlijk proces, voor jaren achter de tralies brengen.
De schrijfmarathon in Weert wordt op 10 december om 10 uur geopend door wethouder Paul Sterk. Zanger Gé Reinders sluit hem 24 uur later op 11 december af.
In de tussentijd komen onder meer scholieren, burgemeesters en ieder die dat wil, meeschrijven aan de kaarten voor de gevangenen. De volledige 24 uur mag, maar een uurtje is ook goed.
Werk je in nachtdienst en ben je dus toch wakker, kom dan vooraf, na afloop of tussendoor meeschrijven. Tijdens de marathon zijn er muzikale en andere culturele optredens.
Zelf schrijf ik mee van 12 tot 14 uur en ik begin met een eigen verhaal of gedicht voor te lezen dat ongetwijfeld zal gaan over vrijheid.
De marathon in Weert vindt plaats in het Franciscus Huis op de Biest. Meer informatie over de acties in Weert vind je hier
Informatie van Amnesty over de schrijfmarathon
Ik ben niet supergehecht aan tradities, maar sommige houd ik er graag in. Zoals een week schrijfretraite in december met zicht op zee. In mijn vertrouwde Egmond aan Zee. Liefst ook telkens in hetzelfde appartement, met zeezicht vanuit kamer, keuken en bed. Waar ik blindelings de weg weet in de bestekladen. Waar ik na aankomst 'Home' van Simply Red in de cd-speler leg en meezing: 'Where the land meets the sea'.
Waar ik me laat overvallen door die vertrouwde vleug van missen en verlangen, melancholie tout court.
Waar ik op een luie dan wel koude dag niet eens de deur uit hoef om de zee te zien.
En waar dagelijkse beslommeringen uit mijn hoofd waaien en plaatsmaken voor projecten, ideeën, verhalen en onzinnige gedachten.
In december is Egmond van zichzelf, een enkele toerist schuift bescheiden door het straatbeeld. Veel is er ogenschijnlijk niet veranderd in een jaar tijd.
Het strand is voornamelijk leeg. De wind uit noordelijke richting bracht kwallen - die mooier zijn dan hun naam -, groter dan ik ooit zag. En hoewel de zee vandaag niet erg scheutig was met schelpen, deponeerde ze wel een fraai roggeneikapsel bij de vloedlijn.
De brrr is weer in de maand en dus zijn de drieteenstrandlopers er natuurlijk weer.
Ook Hotel Golfzang is terug, al prijkt de naam nu op een nieuw hotel aan de boulevard, daar waar Hotel Bellevue ooit stond. Het huis De Wijde Blik blijkt ten lange leste toch ook het veld te hebben geruimd voor nieuwbouw. Een bord bij het werk in aanbouw belooft luxe suites.
De voorheen rommelige gevelwand aan de boulevard is weldra een geheel. Mooi strak zal de een zeggen, de ander: alles is even lelijk nu.
Maar groot voordeel van verblijven in die boulevardpanden is dat je er niet tegenaan hoeft te kijken.
Gisteren ontdekte ik ineens met een schokje dat ook zowat het laatste eigenwijze pand is verdwenen: de Geveerde Kikker. In 2011 schreef ik er nog een blog over: Monument
Het houten pand brandde daarna uit. De restanten die ik de laatste keer nog zag, zijn gesloopt en hoewel de fundamenten er nog liggen, heb ik weinig hoop dat het monument uit zijn as herrijst. Er staat een hek omheen en één luik herinnert nog aan het typische geelbruine schilderwerk.
Maar de zee blijft, hetzelfde en toch telkens weer anders. Dat geldt ook voor het strand, waar de mens zichzelf uitlaat, mijmert en speelt.
Zo zag ik twee mensen bij wat een tekening in het zand zou worden. Op de terugweg trof ik hun boodschap voor de wereld aan.
Tweeledig: liefde voor alles wat is én love for myself. Zwierige lijnen met subtiele kleuraccenten door mandarijnenschillen.
En alsof dat nog niet flowerpower genoeg was, stuitte ik enkele meters verder op een opengevouwen mosselschelp in de vorm van een hart.
Niks toeval. Ik hou van Egmond aan Zee.