Gistermorgen, maandag, eerste dag van de werkweek, zit ik samen met mijn moeder in een zaal waar rolstoelen het beeld bepalen. De gezichten van de mannen en vrouwen staan tevreden en weldra klinkt lustig het koor dat stevig op leeftijd is.
Het stemt me weemoedig, zoveel wat voorbij is voor deze mensen. Hun kracht, hun jeugd, hun mobiliteit, soms ook hun besef. Maar er zijn de liedjes van vroeger en zij zijn er nog en ze hebben alle tijd van de wereld.
Ook dát is het leven in een verpleeghuis.
Ik slik ontroering weg, want dat zingt ongemakkelijk. Ik prijs me gelukkig met wat er ondanks het verlies van mijn vader deze weken nog wel is. Samen met mijn moeder genieten van de muziek en deze rustige maandagmorgen.
Het leven komt hier tot stilstand en alles wat ik 'buiten' moet en wil, verliest voor even zijn urgentie en belang.
Ik denk terug aan meer dan 25 jaar geleden. Ik werkte in Tilburg als journalist bij het Nieuwsblad van het Zuiden en ging in de carnavalstijd naar een bejaardentehuis voor een reportage. Daar was een feestje rond het prinselijk paar dat voor de gelegenheid was gevormd. Ik herinner me nog dat de stemming er die ochtend al goed inzat.
Voor alle programmaonderdelen werd kalmpjes de tijd genomen. Ik zat er in een heel andere modus: ik kwam er mijn verhaal halen en dan wegwezen, ik had nog meer te doen.
Lijdzaam wachtte ik tot het ceremonieel was afgelopen en ik bij de polonaise kon ontsnappen. Maar eerst moest blijkbaar ook nog de pers worden geëerd. Zowel de fotograaf als ik kregen een onderscheiding, nota bene in de Orde van de Tèd-Zatters (Tijd genoeg, in het Goirles dialect).
Daarmee werd ik, met het schaamrood op de kaken, wel een moment in het hier en nu vastgeprikt.
Het stemt me weemoedig, zoveel wat voorbij is voor deze mensen. Hun kracht, hun jeugd, hun mobiliteit, soms ook hun besef. Maar er zijn de liedjes van vroeger en zij zijn er nog en ze hebben alle tijd van de wereld.
Ook dát is het leven in een verpleeghuis.
Ik slik ontroering weg, want dat zingt ongemakkelijk. Ik prijs me gelukkig met wat er ondanks het verlies van mijn vader deze weken nog wel is. Samen met mijn moeder genieten van de muziek en deze rustige maandagmorgen.
Het leven komt hier tot stilstand en alles wat ik 'buiten' moet en wil, verliest voor even zijn urgentie en belang.
Ik denk terug aan meer dan 25 jaar geleden. Ik werkte in Tilburg als journalist bij het Nieuwsblad van het Zuiden en ging in de carnavalstijd naar een bejaardentehuis voor een reportage. Daar was een feestje rond het prinselijk paar dat voor de gelegenheid was gevormd. Ik herinner me nog dat de stemming er die ochtend al goed inzat.
Voor alle programmaonderdelen werd kalmpjes de tijd genomen. Ik zat er in een heel andere modus: ik kwam er mijn verhaal halen en dan wegwezen, ik had nog meer te doen.
Lijdzaam wachtte ik tot het ceremonieel was afgelopen en ik bij de polonaise kon ontsnappen. Maar eerst moest blijkbaar ook nog de pers worden geëerd. Zowel de fotograaf als ik kregen een onderscheiding, nota bene in de Orde van de Tèd-Zatters (Tijd genoeg, in het Goirles dialect).
Daarmee werd ik, met het schaamrood op de kaken, wel een moment in het hier en nu vastgeprikt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten