maandag 6 augustus 2012

Toeval?

Ineens viel het me op. De laatste twee jaar lees ik veel meer non-fictie dan voorheen. (Auto)Biografieën, geschiedschrijving, egodocumenten, natuurboeken.Toeval?
Welnee, gewoon een kwestie van ouder worden. Dat zei boekverkoopster Inez Koorstra laatst in een interview met dagblad Trouw over haar leesgedrag. Ik dacht dat ik origineel was, maar nee hoor. Iedereen die ouder wordt, ondergaat de fase van fictie naar non-fictie.
Af en toe heb ik er genoeg van, van die verzonnen verhalen over getourmenteerde levens en tot mislukken gedoemde liefdes. Ik krijg steeds vaker een verveeld déjà vu-gevoel als ik de achterflappen van romans bekijk. Een overdosis gehad wellicht of een tijdelijke blasé-stemming?
Ook bij een roman wil ik iets nieuws ontdekken, iets leren zelfs. Onlangs las ik De kunst van het veldspel van Chad Harbach, waarin honkbal een grote rol speelt. Laat ik nou vorige week voor het eerst van mijn leven in gesprek komen met een (voormalig) honkballer. Hij bleek zelfs korte stop te zijn geweest, zoals hoofdpersoon Henry in de roman. Toeval?

Gisteren heb ik twee egodocumenten uitgelezen waarin ik al een tijd bezig was. Kikker gaat fietsen! of Over het leed dat leven heet. Daarin beschrijft Maarten van Buuren zijn zware depressie waar hij uiteindelijk uitkomt dankzij praten, pillen en fietsen.
Ook las ik, ontspannen liggend in mijn hangmat - ik kan het al -, het boek van Tim Parks uit: Leer ons stil te zitten. Een scepticus zoekt zin en gezondheid.
Beide boeken boeiden me, al had ik er bij Parks moeite mee dat ik me eerst 200 bladzijden door zijn blaas- en prostaatproblemen heen moest worstelen, voordat hij verlichting vond. Mannelijke lezers zullen dat misschien met meer empathie beschouwen.
Zowel Van Buuren als Parks halen in hun boeken andere schrijvers en filosofen aan, onder meer waar ze het hebben over identiteit. Zo besteden ze allebei in het laatste deel van hun boek aandacht aan Nietzsche en Cioran. Toeval?
Indringend schrijft Van Buuren over het diepst van zijn depressie. Toch maakte nota bene een fictieboek me ooit voor het eerst wat duidelijker hoe het moet zijn voor iemand die depressief is. Dat was De genezing van de krekel van Toon Tellegen.

Het non-fictieboek dat de laatste maanden de meeste indruk op me maakte, is De woonschool. Het verhaal van een meisje dat opgroeide tussen zwakbegaafden en 'asocialen' van Christel Jansen. Zij tekent het verhaal op van Suus Jonkers die met haar zwakbegaafde familie in de jaren '60 terechtkwam in een woonexperiment in Haarlem. Sociaalzwakke gezinnen werden bij elkaar geplaatst met een hele batterij hulpverleners eromheen. Het experiment mislukte jammerlijk.
Het is schrijnend om te lezen hoe het meisje zich ontworstelde aan haar milieu. Maar de prijs van het opklimmen op de maatschappelijke ladder lijkt me hoog: voorgoed losgeslagen van haar wortels.
Een indrukwekkend verhaal dat exemplarisch is voor zoveel andere families en kinderen die misschien maatschappelijk aanzien wonnen, maar hun familie verloren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten