zaterdag 15 augustus 2015

Zwart Nazareth

Deze week was ik in Zwart Nazareth. Niet dat ik dat wist overigens, ik las het pas na thuiskomst via twitter. Wanneer ik tevoren een stadsgids had gelezen of er een had ingehuurd, had ik het wel geweten. Maar ik kriskraste op de bonnefooi en mijn enige concrete doel was het Stedelijk Museum.
Een zonnige dag, fraai gerestaureerde grachtenpanden, puntgave historische gevelwanden. Schiedam liet zich van zijn beste kant zien, een aangename kennismaking voor mij en ik had op dat moment geen flauw vermoeden van de naam Zwart Nazareth die het in de volksmond heeft.
De keerzijde van de monumentale gebouwen die rijkdom uitstralen: mensen die in de smook en de walm van de jeneverindustrie woonden en werkten. Dus dat zwart kon ik zelf wel thuisbrengen, maar Nazareth? Niet alleen een bijbelse oorsprong, maar blijkbaar ook met een link naar de Belgische jeneverplaats Nazareth, zo lees ik op de site van RTV Rijnmond
 
Aan die roemruchte jeneverhistorie herinneren nu monumenten als het Zakkendragershuis en de Korenbeurs waar sinds enkele maanden de bibliotheek is gehuisvest.
Het monumentale pand is bijna een eerbetoon aan Het Boek. Wanneer je de lichte en plantrijke hal binnenkomt, heb je niet meteen het idee dat het om een bibliotheek gaat. Ze zijn er wel, boeken, maar je moet goed kijken. Dit is een bibliotheek anno 2015, veel meer dan een bewaarplaats en uitleenpunt van boeken.

Mijn eigenlijke reisdoel was de tentoonstelling 'Ik hou van Holland. Nederlandse kunst na 1945' in het Stedelijk Museum. Een mooi overzicht, niet alleen van de kunst, maar ook in relatie tot de maatschappelijke ontwikkelingen. Opvallend was dat in de eerste decennia na de oorlog vrouwelijke kunstenaars nauwelijks zichtbaar lijken. Of de tentoonstellingmakers dat bewust hebben willen rechttrekken voor de latere periode, weet ik niet. Maar daar hangt ineens opmerkelijk veel werk van vrouwen, onder meer Rineke Dijkstra, Marlene Dumas, Marina Abramovic en Inez van Lamsweerde.
Grappig om werk te zien van Jan Dibbets, mijn illustere plaatsgenoot uit Weert: 'TV as a fireplace', een tv met het beeld van een open haard. Destijds kunst, nu kun je openhaardillusies gewoon kopen. 



Uit de eerste periode na de oorlog veel CoBrA-kunst. Van Karel Appel uit 1947: 'Rode, kubistische figuren' en inderdaad.
Het werk 'Aquarelle' van Henk Peeters uit 1964, in 2013 gereconstrueerd, is een toonbeeld van eenvoud, en krachtig. Zakjes met water opgehangen, maar door de speling van licht maakt mijn mobiel er een heel ander beeld van.


detail
Vroeger deed de NS nog aan kunst in zijn treinen en 'Snijden aan gras' van Co Westerik staat in mijn geheugen gegrift. Maar hier hangt het in het echt. Nog snijdender, je vóelt het. 

Verrassend dus, dat middagje Schiedam. Misschien nog maar eens teruggaan voor Molen de Walvisch, In den Rooie Koffer en zien welke spannende plannen ontwikkeld worden voor de Sodafabriek.

Stedelijk Museum Schiedam 

zaterdag 8 augustus 2015

Op zoek naar Marcel Proust

mijn verzameling Proust-boeken - een bij elkaar geraapt zootje
Proust lezen, ik zou het misschien ooit nog eens doen, na mijn pensioen. Maar toen ik in in 2010 bij toeval in een Proust-leesclub terechtkwam, kreeg ik er onverwacht veel plezier in. Ik lees zijn boeken anders, slow reading is het, bijna meditatief.
Wat hielp, was zeker de prachtige uitgave (2009) van het eerste boek 'De kant van Swann' door De Bezige Bij. In een soepele vertaling van Thérèse Cornips en een prettige inleiding en annotatie van Ieme van der Poel.
De uitgeverij stelde de heruitgave van de volgende zes delen van 'Op zoek naar de verloren tijd' in het vooruitzicht. Maar deel 2 kwam nooit.
Toch las ik door, al strandde de leesclub na een vliegende start. De afgelopen jaren las ik boek 2 en 3, in oudere uitgaven, duidelijk het prettigst leesbaar in vertalingen van Thérèse Cornips. Die oude uitgaves van de Bezige Bij zijn met moeite op de tweedehandsmarkt te vinden. Van boek 2 'In de schaduw van de bloeiende meisjes' lukte dat niet bij het derde deel en dat heb ik dus maar in het Frans gelezen. Door mijn studie Frans lang geleden ben ik daartoe wel in staat, maar ik mis toch de nuances en enig leesgemak.
Boek 4 'Sodome et Gomorrhe' heb ik al enige tijd in huis, maar dus alleen in het Frans, bijna 600 bladzijden. Ik aarzel nog om eraan te beginnen. Misschien lukt het me om een Nederlandse vertaling te bemachtigen zonder er een kapitaal voor te betalen.
In afwachting daarvan lees ik om Proust heen. Momenteel in het boekje 'Een zomer met Proust' waarin Proustdeskundigen hun bevlogenheid illustreren aan de hand van fragmenten en thema's.
Deze week las ik het lezenswaardige boek van Guus Middag die zijn gesprekken optekende met Thérèse Cornips voor wie de vertaling van Proust welhaast een levenswerk was. De titel 'Met een bevroren jas en een geleend tientje' geeft al aan dat vertaalwerk geen vetpot is. Bovendien blijf je als vertaler vaak onvermeld.

Naar mijn idee is Thérèse Cornips zwaar ondergewaardeerd, ook door haar uitgeverij De Bezige Bij. Wat was het een mooi gebaar van waardering geweest als De Bezige Bij na de vernieuwde uitgave in 2009 alle andere boeken van Proust opnieuw zo prachtig had uitgebracht. De vertalingen van Thérèse Cornips waren immers klaar.
Afgezien daarvan zouden de Proustliefhebbers daar ook geweldig blij mee zijn, ik in elk geval wel. Eindelijk de kans om dat bij elkaar geraapt zootje boeken te vervangen door goede uitgaven in een prettige vertaling.
 
Dit voorjaar verscheen er een nieuwe Proust, maar opnieuw een vertaling van boek 1. 'Swanns kant op' vertaald door Martin de Haan en Rokus Hofstede voor uitgeverij Athenaeum. Ik zat er niet op te wachten. Even had ik nog de hoop dat de overige delen misschien ook volgen. Maar ik hoorde dat het een op zichzelf staande uitgave is in een serie uiteenlopende klassiekers.

Ik wil graag door met de volgende delen. Daarom een oprechte vraag aan De Bezige Bij:
de vertalingen van Thérèse Cornips liggen er al, uitgeverijen werken voor minder courante titels vaak al met printing on demand. Waarom brengt u niet de boeken opnieuw uit in een doorlopende serie, desnoods als paperback?
De toegewijde vertaalster Thérèse Cornips verdient het en liefhebbers van Proust zoals ik zijn u dankbaar.

Een van mijn eerdere blogs over Proust: Met Proust in de hangmat

woensdag 5 augustus 2015

Schrijfworkshop voor kinderen

De bibliotheek in Wageningen houdt uiteenlopende activiteiten voor kinderen in de vakantieweek van 17 tot en met 21 augustus. Ik vind het erg leuk daar ook een bijdrage aan te leveren.
Op woensdag 19 en vrijdag 21 augustus geef ik een schrijfworkshop voor kinderen van 10 jaar en ouder.

Aan de hand van speelse oefeningen schrijven de kinderen een vakantieverhaal. Dat kan spannend zijn, maar grappig of een beetje droevig mag natuurlijk ook.
De workshop is in de bblthk (Stationsstraat) en duurt van 14 tot 16 uur.
Deelname is gratis en aanmelden vooraf is niet nodig.

Meer informatie op de website van de bblthk

maandag 27 juli 2015

De kleine prins

Er zijn enkele boeken die je hele leven meegaan, die je kunt lezen en herlezen. En elke keer ontdek je weer iets anders. Ze veranderen met je mee.
'Le petit prince'/'De kleine prins' is zo'n boek. Het is zelfs een van mijn drie onbewoond-eilandboeken. Sinds de middelbare school heb ik het waarschijnlijk al een keer of acht gelezen, deze maand nog weer.
Tijdens mijn studie Frans leerde ik ook ander werk kennen van Antoine de Saint-Exupéry, onder meer het prachtige 'Terre des hommes'. Eén citaat was destijds lang mijn lijfspreuk. Vrij vertaald: Wanneer wij ons bewust worden van onze rol, hoe klein ook, pas dan zullen we gelukkig zijn. Alleen dan kunnen we leven in vrede en sterven in vrede, want wat betekenis aan het leven geeft, geeft ook betekenis aan de dood.


De kleine prins dient al generaties kinderen en volwassenen tot inspiratiebron. Zo las ik van Jean-Jacques Suurmond 'Op reis met de kleine prins' waarin hij in gesprek gaat met de vos over de levenslessen van De kleine prins.
Van echtgenote Consuelo de Saint-Exupéry las ik 'Lettres du dimanche', brieven die ze elke zondag naar haar man schreef sinds hij in 1944 als oorlogspiloot met zijn vliegtuig spoorloos verdween.

Voor mij een tastbaar bewijs van de kracht van De kleine prins: de bankbiljetten van 50 francs die de Franse bank uitbracht. Ik koester het biljet nog altijd in een lijstje.

En dan is er nu de verfilming van het boek, waarvan ik gisteren bij de voorpremière in Wageningen was. Bij elke boekverfilming houd ik mijn hart al vast, maar wilde ik de film van mijn lievelingsboek werkelijk zien? Kon ik het ook deze keer beschouwen als een totaal ander medium of bleef het meesterwerk in boekvorm door mijn hoofd spelen?


Totaal anders ja, maar ook sterk. En zeker in deze tijd sterk, voor kinderen en volwassenen.
De raamvertellende film koestert als een schelp zijn parel: het eenvoudig getekende oorspronkelijke beeld van de kleine prins. Maar die pracht zou misschien wel verstikken in saaiheid wanneer een film lang het boek eerbiedig was uitgesponnen.
De raamvertelling is eigentijds: efficiency, technische hoogstandjes, snelsnel, zapzap, intergalactische reizen en uiteraard actiefilmscènes.
Waar het boek ophoudt, gaat de film verder. Er verschijnt een klein meisje als hoofdpersonage, ten prooi aan het strakke levensplan dat haar moeder voor haar heeft opgesteld. De piloot wordt een oude man en zelfs de kleine prins wordt ouder, erger nog: volwassen.
En toch blijft de kern van het verhaal knap overeind: vergeet als volwassene niet het kind in jezelf. Ga daarom vooral ook als volwassene kijken naar De kleine prins, én je hoeft niet per se een kind als alibi mee te nemen. Gisteren bij de middagvoorstelling was 80% volwassen. (Misschien zaten de ouders met hun kinderen in de belendende zaal naar De Minions te kijken).
De levenslessen van De kleine prins raken ook in de film, zoals: alleen met je hart zie je wat wezenlijk is.
Knap werk als een animatiefilm mij weet te ontroeren.

Film De kleine prins met trailer
 
 
 

zaterdag 25 juli 2015

Wonderfeel

Een concert, nee minstens vier concerten. Bartók, Ravel, Sjostakovitsj, Debussy, Brahms, Piazzolla, maar ook werk van Bryce Dessner en Richard Reed Parry.

Gewoon goede of meesterlijke klassieke muziek. En dat alles in een ongekende entourage: de geur van gras, een ondertoon van ruisende bomen en doorkijkjes naar een prachtig landschap. Voilà, de eerste editie van Wonderfeel. Op het terrein van Natuurmonumenten in 's-Graveland.
Gisteren was ik getuige van de gongslag ter opening waarna zich een feest ontrolde voor oog en oor, en voor de tong, dankzij smakelijke eettentjes.
De stemming zat er met de speelse opening door het Ricciotti Ensemble al meteen in.
Voor vandaag moest het programma helaas afgelast worden vanwege de zomerstorm, maar morgen is er nog een laatste kans om de eerste editie mee te maken.

Een fraaie staalkaart van zes eeuwen klassieke muziek in de open lucht of in soms fraai vormgegeven tenten zoals de Kwartettentent van Dré Wapenaar waar ik het Dudok Kwartet hoorde.
Classical meets modern of andere bijzondere combinaties, bijvoorbeeld in de tent Fusion of Arts waar Rogério Bicudo & Michael Moore optraden, waar samba en jazz, Braziliaans en Afrikaans elkaar ontmoetten. Ook  daar het optreden van Stargaze met een optreden waarin folk, pop en klassiek prachtig mixten.

Ook weer vanuit die tent een doorkijkje naar het landschap, via de vleugel, geflankeerd door strobalen en de vogelachtige mascotte van het festival.

Violiste Rosanne Philippens die gypsiemuziek van haar eigen toets voorzag, met Vasile Nedea op accordeon. 

De Drijvende Diva als operasprookje verpakt, er was zoveel te zien en te horen. Maar je kon ook ontspannen in het gras liggen, zelfs bij de dodenzang van Albert Huybrechts door Justus Grimm en Paul Rivinius.


En je kon blijkbaar ook gewoon een boek lezen met muziek als achtergrond. Of je genoot van de stilte bij  een waterpartij. Het landgoed Schaep en Burgh van Natuurmonumenten bood royaal gastvrijheid.
Een ontspannen sfeer, ruimte en een scala aan muzikale mogelijkheden.

De organisatoren hebben lef gehad om Wonderfeel van de grond te tillen. De prachtplek, het programma, de sfeer en de organisatie, alles klopte.
Op mijn polsbandje staat 2015. Hopelijk is dit het begin van een mooie nieuwe traditie en kan ik volgend jaar dat van editie 2016 omdoen.

Voor de mensen die morgen, 26 juli, nog naar Wonderfeel gaan: veel genoegen!

http://www.wonderfeel.nl/ 

Scherp kijken

Realisme in de kunst, weergeven wat er is. Zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet.
Weergeven wat jij ziet. En elke blik is subjectief. Dat maakt het ook zo boeiend.
De eerste tentoonstelling in MORE, museum voor modern realisme, in Gorssel heet Scherp kijken, voor mij een variant op: Kijk maar, je ziet niet wat je ziet.
Op 2 juni ging het museum open en inmiddels heeft het al zijn 10.000ste bezoeker ontvangen. Toen ik er donderdag om 10 uur aankwam, was ik de eerste bezoeker en in alle rust kon ik door de zeven zalen dwalen.

Bijzonder dat particulier Hans Melchers zijn privé-collectie met het museum toegankelijk heeft gemaakt voor het publiek. Een deel van die verzameling heb ik ooit gezien in Spanbroek waar Dirk Scheringa zijn collectie toonde. Plannen voor een mega-museum strandden in het faillissement van zijn bank.
Maar nu zijn klassiekers als Charley Toorop, Dick Ket, Jan Mankes, Raoul Hynckes, Pyke Koch en Carel Willink in Gorssel weer te zien.

Wat is werkelijkheid, wat ziet de kunstenaar? Bij een familieportret van Charley Toorop hangt een citaat waarin ze duidelijk maakt dat het gaat om het weergeven van het wezenlijke van de geportretteerde. Ik vraag me af of de opdrachtgever zijn echtgenote en kinderen herkende in de niet zo flatteuze weergave.


Willink schilderde fantastisch realistisch werk, magisch realistisch, maar verrassender in dit museum vond ik een vroeg werk van een huis met een open deur in een landschap. Een dreigend landschap, dat al wel.
Bij Dode jongen van Pyke Koch maakten mijn gedachten een bruggetje naar Erwin Olaf, van wie ik later boven foto's aantrof.
Foto's liegen niet, zeggen mensen gemakkelijk, terwijl Olafs foto's geënsceneerd zijn.
Mooi dat het museum ook royaal ruimte geeft aan latere realisten en niet alleen aan bovengenoemde klassiekers.
Herman Berserik bijvoorbeeld. Zijn Ontmoeting in Lixhe heeft overigens weinig realistisch, maar dat maakt het juist intrigerender.
Een wand met zelfportretten van Philip Akkerman, een bescheiden deel van zijn oeuvre dat liefst 3600 zelfportretten kent. Wie is de echte Philip Akkerman?
Allemaal, denk ik.
Grappig om een citaat van hem te lezen: 'Ik vind het totaal niet interessant wie ik ben. Dat ik er ben, dat vind ik schokkend'.
 


Bij Ochtend van Jan Beutener kreeg ik meteen een associatie met Snijden aan gras van Co Westerik. Dat werk, ooit voelbaar scherp in de NS-treinen (waarom doet de NS trouwens niet meer aan kunst in de treinen?) hing er niet.
Maar aan de overzijde van de zaal hingen wel andere werken van Westerik, onder meer Misdadiger.
Welhaast onder het motto: What you see is what you get, en we plakken er ook nog het etiket Misdadiger op.

Zo scherp kijken dat het pijn doet. Le petit monde, werk van Silvia B. met ogenschijnlijk twee keurig geklede meisjes. Maar zie de felle blikken waarmee ze het jochie op de knieën dwingen.

En Tobias Schalken dan met His unexpected return. Op het eerste gezicht een schattig schoolmeisje over haar lessenaar gebogen. Van de andere kant bekeken zie ik pas de volwassen hand en de harige arm.
Kunst die verontrust, vragen oproept, iets doet op zijn minst.

Wat is dit museum MORE, ook het fraaie gebouw van Hans van Heeswijk, een aanwinst voor liefhebbers van modern realistisch werk.
In 2016/2017 wordt Kasteel Ruurlo de tweede locatie en daar krijgt het werk van Carel Willink een centrale plaats.

http://museummore.nl/

 

Käthe Kollwitz Museum

Geraakt, even van mijn stutten geblazen. Dinsdag in de weldadige stilte van het museum van Käthe Kollwitz (1867-1945) in Keulen, ietwat verscholen in de drukke binnenstad. Daar stond ik oog in oog met werk dat me al lang vertrouwd is door de afbeeldingen.
Dat zelfportret, met die in-trieste blik, ogenschijnlijk bijna vermorzeld door het leven, maar iets verderop de felle getuigenissen van haar nooit aflatende aanklacht tegen armoede en oorlog.

De moeder die met haar kindjes enige beschutting zoekt onder een brug. De oorlogsgevangenen die onmiddellijk mijn associatie opriepen met die krantenfoto van de gevangen mannen van Srebrenica.


Haar machtige werk uit 1942: 'Saatfrüchte sollen nicht vermahlen werden', de moeder die haar kinderen uit de greep van de oorlog probeert te houden, terwijl de kinderen ook lonken naar het vermeende avontuur.
Haar zoon Peter had ze ook niet kunnen weerhouden toen hij zich in 1914 op zijn achttiende als oorlogsvrijwilliger meldde. In datzelfde jaar sneuvelde hij al in België. Ooit wil ik haar aangrijpende beelden van de vader en moeder bij zijn graf in Vladsloo in het echt zien.
De grootste angst van een moeder is waarschijnlijk wel het verliezen van een kind. Ook voor haar werk heeft ze zich in dat angstbeeld ingeleefd. Voor Vrouw met dood kind, het oerbeeld van de pietà, poseerde ze zelf met haar zoon Peter die toen 7 was. Het was zwaar en lang zaten ze in dezelfde houding. Toen ze op zeker moment kreunde, sprak hij troostend: Wees maar stil, moeder. Het wordt ook heel mooi.

In het museum was een tijdelijke (verlengd tot 9 aug.) tentoonstelling Wie war mein Leben stark in Leidenschaft' met foto's en fragmenten uit brieven en dagboeken, maar ook getuigenissen van anderen. Die lieten meer facetten van Kollwitz zien.
 
Over haar sprekende ogen, terug te zien in de zelfportretten. Berusting soms, maar ook strijdbaar, teder, verbinding zoekend.



Verrassend vond ik het vooral dat de tentoonstelling ook een andere kant van haar en haar werk laat zien. Luchtiger kanten van het leven: lieftallige kinderen, liefdesparen en kroegscènes.
Een foto van haar rechterhand, een stevige hand. Handen vallen op in haar werk. Zij heeft geschilderd, in houtskool gewerkt, houtsneden gemaakt en beelden gehakt.
Zeventig jaar na haar dood is het werk van Käthe Kollwitz nog steeds actueel. Een boeiende vrouw, die haar eigen ontwikkeling volgde en bleef ontdekken, in een tijd dat dat niet vanzelfsprekend was.

Reden te meer om na biografieën nu eens te lezen hoe ze haar leven en werk zelf heeft ervaren: Die Tagebücher 1908-1943.


Eerder blog Käthe Kollwitz