Mijn zee van tijd onlangs leende zich bijzonder goed voor mijn stapel 'to read' en daar zaten enkele flinke pillen bij, niet echt handzame hangmatliteratuur.
Toch las ik decimeters weg in die twee vrije weken, onder meer 'Een keukenmeidenroman' van Kathryn Stockett. Aan de hand van enkele vrouwenlevens werd me duidelijker hoe pijnlijk de rassenscheiding in Amerika was in de jaren '60. Het leven bijvoorbeeld van een zwarte huishoudhulp die telkens vertrok zodra het kind in het gezin van blanken oud genoeg was om het kleurverschil op te merken, waardoor er iets in hun verhouding veranderde en de ongelijkheid manifest werd.
Van een heel andere orde is 'M. Vasalis. Een biografie' van Maaike Meijer. Bijna 900 bladzijden lang was ik geboeid door dit schrijversleven. Vasalis (1909-1998) is al sinds mijn puberteit een favoriete dichteres, maar ik wist niet veel van haar. Dat ze maar enkele bundels heeft gepubliceerd en dat ze psychiater was.
Maar dat ze zo geestig, tobberig, veelzijdig, en zorgzaam was, dat beeld van Kiek (zoals ze meestal werd genoemd) kwam pas naar voren bij het lezen van deze prachtige biografie. Ondernemend ook: als jonge vrouw in de jaren '30 ging ze in haar eentje een half jaar naar Zuid-Afrika.
Dat er tijdens haar leven maar drie dichtbundels verschenen, en nog een postuum, wil niet zeggen dat ze niet meer geschreven heeft. Uit de biografie komt sterk naar voren dat ze haar hele leven bezig was met schrijven, maar dat ze weinig goed genoeg vond om te laten uitgeven.
Er zat ook iets dubbels in haar schrijfhouding: kreeg ze een opdracht, dan kwam ze door de druk niet tot schrijven. Kreeg ze geen opdracht, dan knaagde dat aan haar zelfvertrouwen als schrijver.
In lichte mate herken ik dat wel bij mezelf. Ik wil graag helemaal vanuit mezelf schrijven wat ik wil en toch vind ik het ook eervol wanneer een uitgever op werk van mij zit te wachten.
Ook herken ik de diepe behoefte te schrijven en er dan toch niet toe kunnen komen. 'Ik heb af en toe weer erge zin om te schrijven, maar als ik het wil gaan doen zit ik als een verward brok te staren en vluchtige hinderlijke dingetjes te denken. Merde.' (pag. 554)
In 1991, ze was al over de 80, schrijft ze in haar dagboek: 'Ik heb zolang ik weet, altijd geschreven, maar nooit bewust een schrijver willen worden. Ik wou een dokter worden en ik wou kinderen hebben, minstens zes. Verliefd was ik altijd, maar met trouwen had dat niets te maken. - Nu voel ik me constant schuldig dat ik schrijven heb verwaarloosd - zo'n grote moot van mezelf. Niemand - niets heeft me deze weg opgedrongen, het is gewoon zo gegaan. En het is te laat. Ik zit vol verhalen, gedachtes, landschappen, zeeën, verlangens, maar kan ze niet meer opschrijven. (pag. 851)
Ik kan haar gevoelens van spijt begrijpen, maar ik vind het wel jammer. Met het weinige wat ze heeft gepubliceerd, heeft ze immers veel moois achtergelaten.
Het zit 'm niet in aantallen, als je onvergetelijke gedichten nalaat als De idioot in het bad, Afsluitdijk, Een gedicht, en Sub Finem.
In dat laatste gedicht beschrijft ze in enkele regels intens het loslaten van het leven.
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten -
de liefste en de kinderen te laten gaan (...)
Het werd, het was, het is gedaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten