Soms kan de goedheid van anderen me met schaamte vervullen.
Gisteren joeg de welwillendheid van een plant me zo ongeveer het schaamrood op de kaken.
Met een schok zag ik namelijk dat de clivia bloeit.
Dat onooglijke kamerplantje, dat al tijden stemloos vraagt om een grotere pot en verse potaarde. Dat het al lang heeft opgegeven ingehouden te smeken om enige regelmaat in begieting.
Het had ook gewoon dood kunnen gaan. Maar het had me niet beter op mijn nummer kunnen zetten dan door sans rancune te gaan bloeien.
Deze clivia is een overlever in optima forma. Vorig jaar toen ik verhuisde, heb ik hem als scheut van de moederplant gehaald. Die oerplant was uitgewoond en uitgeleefd en daar was mijn nalatigheid vast debet aan. Eigenlijk nog een wonder dat hij het zo lang had volgehouden. Ik kreeg die plant in 1993 uit de nalatenschap van mijn schoonmoeder, die groene vingers had en haar planten verwende met rust, reinheid en regelmaat.
Nu heb ik de kleine clivia toegesproken - daar schijnen ze ook bij te gedijen - en hem beloofd dat hij binnenkort nieuwe aarde krijgt, een grotere pot en dat ik hem op gezette tijden te drinken geef.
Maar als me dat echt gaat lukken, bloeit hij daarna misschien nooit meer. Ik heb wel eens gehoord dat planten vooral bloeien uit armoede.
Hem dus toch maar weer een nieuwe kans geven me met zijn schoonheid te verpletteren?
Het kan niet op, vandaag verschijnt er een tweede bloem. Waar heb ik het aan verdiend?
BeantwoordenVerwijderen