Hier ligt het houtje nu op het bureau, een beetje verweesd te zijn. Vorige week raapte ik het op bij de vloedlijn. Het was een stuk donkerder, doornat. Gladgeschuurd en ingesleten door onophoudelijk inwerken van water. Zacht water dat uiteindelijk zelfs de hardste steen klein krijgt.
Tegenwoordig neem ik slechts af en toe iets van het strand mee. Net die ene schelp die mijn aandacht trekt of die wonderlijk gevormde steen.
In mijn kinderboek-in-wording 'Schelpen' wil het meisje het liefst alle schelpen meenemen. Ze is verbaasd dat haar opa, die toch al oud is, maar zo weinig schelpen heeft verzameld. 'Leven is kiezen,' zegt opa.
Toen ik het schreef, was ik me niet bewust dat het bij mijn strandjutten ook zo heeft gewerkt.
Op mijn achttiende heb ik bijna twee maanden als au pair gewerkt bij een Franse familie op Ile de Ré, een eiland aan de westkust. Elke dag ging ik naar het strand, vaak 's morgens rond zes uur in mijn eentje en later met de drie kinderen op wie ik paste. Aan het eind van mijn verblijf bracht ik een volle bak schelpen mee naar Nederland.
Wat eens als sieraden lag te schitteren op de vloedlijn, verbleekte en vergrijsde en eindigde bij het afval.
Uit die tijd resteert overigens nog wel een steen, die al mijn verhuizingen heeft overleefd: opgeraapt als herinnering aan de jongen op wie ik toen hevig verliefd was.
(Drafi Deutscher had trouwens wel ongelijk, bedenk ik nu: Marmor, Stein und Eisen bricht, aber unsere Liebe nicht. Precies omgekeerd, Herr Deutscher!)
Ik dwaal af, terug naar het houtje op het bureau voor me. Het blijft een wezensvreemd ding hier. Maar in de zee hoorde het ook niet. Er groeien geen bomen op zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten