In elk seizoen is het er anders, van jaar tot jaar ook trouwens. Paden duiken op en verdwijnen weer, zoals de fuut die vanmorgen kiekeboe speelde in de nevengeul.

Je zou toch zeggen dat veel mensen hier op een fraaie zondagmorgen te vinden zijn. Maar het was er stil, op de kerkklokken van 11 uur na. Geen hond te zien, nou goed één, en een handvol mensen, tijdens een uur wandelen.
Af en toe het geluid van een vogel, een plonzende kikker of een krekel. Een weelde aan zomerbloeiers: munt, moerasvergeet-me-niet, jacobskruiskruid, lisdodden en kaardebollen. Het kon niet op.
De bramen in verschillende stadia van rijpen brachten me tot de mijmerende vergelijking met het menselijk bestaan: wat maakt dat de een, - onder vergelijkbare omstandigheden -, tot volle wasdom en smaak komt, terwijl de ander in de knop breekt of verpietert?
Niet te lang stil staan bij deze treurig stemmende vraag waarop ik toch geen antwoord weet.

Wel weet ik hoe weldadig het is om in een goed huis terug te komen, waar de passiebloem vanaf de gevel een uitbundig welkom roept.
Veel meer heeft een mens niet nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten