zondag 1 april 2012

Tennis

Het tennisseizoen begint weer, althans het zomerseizoen. Ik ben zo'n watje dat alleen maar 's zomers wil tennissen. Ik doe het al sinds mijn zestiende, maar te weinig fanatiek om vorderingen te maken. Het gaat mij om het spelletje, niet om het winnen.
Mijn eerste schreden op de tennisbaan waren frustrerend. Samen met twee even puberachtige giechelende vriendinnen zouden we tennisles krijgen.De roem en de knapheid van de jonge tennisleraar zong tevoren al rond en dus waren wij meiden met alles behalve tennissen bezig in die les.
We verheugden ons op de tweede les, maar onze leraar kwam gewoon niet meer opdagen.
Achteraf begrijp ik dat wel. Deze episode heeft waarschijnlijk door mijn hoofd gespeeld toen ik het gedicht 'Tennis' schreef. Het werd in 2002 gepubliceerd op de jeugdpagina van het Brabants Dagblad.

Tennis

De zon geeft hem een stralenkrans

die mij verblindt.
Ik zie geen bal.
De haartjes op zijn benen,
mooi, stevig,
kleuren goud.
Alweer een game voor hem,
dit loopt goed fout.


Mijn spel slaat nergens op,
ik speel een verloren partij.
Ballen rapen kan ik sierlijk.
Maar let hij wel op mij?
Hij zucht eens diep
aan de andere kant van het net,
en ik? Ik smacht naar hem
en naar het einde van de set.


Ik heb het bijna voor elkaar
Weer 50-nul, een love-game dus.
Maar begrijpt hij het?
Niets is minder waar.
Uitzinnig omhels ik mijn overwinnaar.
Hij duwt me weg: “Doe niet zo raar.
Meld je maar gauw bij zo’n
oer-geduldige tennisleraar.”


Geen opmerkingen:

Een reactie posten